Parkeerbelasting
Start Bezwaarschrift Gevallen parkeerkaartje Beroep Pleitnota Uitspraak Gerechtshof Cassatie Vertoogschrift Tips en Truuks

Bezwaarschrift
Gevallen parkeerkaartje
Beroep
Pleitnota
Uitspraak Gerechtshof
Cassatie
Vertoogschrift
Tips en Truuks

Vroeger

Toen je voor foutparkeren of parkeren zonder parkeerschijf nog door een full-time beëdigd opsporingsambtenaar (oom agent) terecht werd gewezen en in een aantal gevallen een bekeuring kon verwachten. Toen je nog op de meeste plaatsen langere of kortere tijd kon parkeren en je alleen een parkeerschijf achter je scherm hoefde te leggen. Op die manier werd de schaarse parkeerruimte eerlijk verdeeld.
Op een gegeven moment slopen er steeds meer parkeermeters in, die om weer terugverdiend te worden, steeds hogere tarieven inden om te mogen parkeren op een stukje weg dat ook al door met wegenbelasting was betaald. De meters werden steeds wat luxer en de tarieven stegen navenant. De zin van die tarievenverhoging is nog nooit echt gebleken: na een verhoging had het even effect, daarna calculeerde men het gewoon in bij de kostprijs van boodschappen doen in een bepaalde winkel. En de boetes verdwenen in het gapende gat van de algemene middelen van de rijksbegroting.

1991

Nee, dan de situatie sinds 1991 toen steeds meer gemeenten met gretige ogen naar de opbrengsten van die meters gingen kijken. Daar was geld te halen: de gemeenten gingen liever over tot het heffen van parkeerbelasting, dat een gemeentelijk belasting werd. Hierdoor kwamen niet alleen de opbrengsten van het parkeergeld ten goed aan de noodlijdende begrotingen van gemeenten vol prestige projecten, maar werd bovendien de inning van boetes vervangen door een naheffing van parkeerbelasting. Dit naheffingspapiertje heeft trouwens verbazendwekkend veel gelijkenis met een ouderwetse staatsbon.

De gemeenten lieten voortaan deze naheffingsaanslagen uitdelen door hun parkeerwachters. Deze personen mochten trouwens  niet langer van Den Haag als agenten door het leven gaan, aangezien ze voor 's Gravenhage niet langer voor inkomsten zorgden. Dus maakten de gemeenten deze personen gemeenteambtenaar. Maar zei Den Haag: gemeente ambtenaren mogen niet zomaar in politie voertuigen rijden! Dus schaften de gemeenten extra voertuigen aan voor deze inners van begrotingstekort donaties ten gevolge van al dan niet foutief parkerende burgers.

Het merkwaardige in de meeste gemeenten is nu dat de parkeerwachters in feite gemeentelijke belastingambtenaren zijn, die als een soort reserve-politieman buitengewoon opsporingsambtenaar zijn, vaak kantoor houden in politiebureau's en soms vervoerd worden door collega politie-agenten van en naar de parkeermeters om de vele guldens uit de meters te collecteren.

1997

De pret van de gemeenten werd voor het eerts ruw verstoord toen bleek dat er iemand was die claimde een kaartje gekocht te hebben, maar dat het kaartje door een windvlaag op de bodem van het voertuig was beland. De gemeente reageerde op zijn bezwaarschrift door dit te verwerpen, maar de parkeerder ging in beroep bij het Gerechtshof van Amsterdam en kreeg gelijk: het Gerechtshof oordeelde dat de gemeente niet kon afdwingen dat aangifte op de juiste manier werd gedaan (kaartje kopen bij automaat en achter voorruit leggen) en dat alleen van belang was of er tijdig was betaald. Aangezien de gemeente de aankoop van het kaartje niet had aangevochten èn de gemeente op het punt van juiste aangifte in het ongelijk werd gesteld, besliste het Gerechtshof dat de parkeerder geen naheffingskosten behoefde te betalen. De gemeente was hiermee niet accoord en ging in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden, die echter de uitspraak van het Gerechtshof bevestigde:
- op de juiste manier aangifte doen is niet van belang (kaartje kopen bij automaat en zichtbaar achter het voorruit tonen)
- alleen is van belang of op het moment van aanvang van parkeren de verschuldigde belasting was voldaan

Nogmaals: aangezien de gemeente de betaling van parkeerbelasting niet had aangevochten (ze hadden geen gronden om hier redelijkerwijs aan te twijfelen), bepaalde de Hoge Raad dat naheffing niet is toegestaan als de parkeerder kan aantonen over een geldig kaartje te beschikken.

Als spin-off heeft deze uitspraak geleid tot de handelswijze van velen om na het constateren van een naheffing van parkeerbelasting te blijven wachten tot een andere parkeerder (die wel heeft betaald) terug komt en dan zijn/haar kaartje te vragen cq. over te kopen. Met dit kaartje en de naheffingsaanslag gaat die parkeerder dan naar het politiebureau (hé: het was toch een gemeentebelasting?) en vraagt daar om vernietiging van de aanslag. In vrijwel alle gevallen zal dit ook gebeuren, tenzij de politie (niet een belastingambtenaar?) gerede twijfel heeft over de herkomst van het parkeerkaartje.

Zie voor de zaak van het gevallen parkeerkaartje:

Uitspraak van de Hoge Raad 31.657 of LJN- AA3200, Hoge Raad, 31657
De uitspraak hier lokaal
De toelichting van de Universiteit van Amsterdam is helaas niet meer on-line 
En nog één over betalen in gedeeltes

1998

Mijn persoon heeft ooit eens in 1996 een naheffingsaanslag gehad van Fl 65,25. Na enige bestudering bleek dit te bestaan uit Fl 0,25 parkeerbelasting en Fl 65,- naheffingskosten. Enig peinzen over wat het meeste pijn deed leverde een resultaat: de Fl 65,- deed het meeste pijn. Hoe nu deze pijn te vermijden cq. te verzachten? Door te voorkomen dat er naheffingskosten worden geheven.

Hoe te voorkomen dat er naheffingskosten zijn? Door tijdig te betalen.

Hoe betaal ik tijdig? Door iets in de meter te gooien bij aanvang van parkeren of door op een andere wijze vóór het moment van parkeren te betalen, bijvoorbeeld door alvast een bepaald bedrag vooruit te betalen middels een storting.

Na betalen van een bedrag van Fl 1,- heeft het een jaar geduurd voordat een controlerend ambtenaar oordeelde dat mijn voertuig geparkeerd stond zonder de verschuldigde parkeerbelasting te hebben voldaan. Hij bevestigde daarop een naheffingsaanslag ten bedrage van Fl 65,25, die ik later aantrof op mijn voertuig. Na enige afkoeltijd heb ik de Fl 65,- naheffingskosten onder protest betaald en verwezen naar de betaling van parkeerbelasting bijna een jaar daarvoor. Middels een bezwaarschrift heb ik mijn standpunt over de rechtmatigheid van de naheffing uiteen gezet. Als dank voor het besteden van de postzegel heeft daarna de gemeente een antwoord gedicht op het bezwaarschrift, met daarin de aanduiding dat 'omdat er niet was geparkeerd met inachtneming van de voorschriften' de naheffing terecht was opgelegd.

Bezwaarschrift tegen de naheffingskosten tgv parkeerbelasting

Verwerping van het bezwaarschrift.

Uniek?

Vanzelf was ik uitermate benieuwd of dit geval al eens eerder voor de rechter was geweest, of dat het hier een unieke zaak betrof. Via internet zijn vele uitspraken van gerechtshofzaken en arresten van de Hoge Raad  die verband hielden met parkeerbelasting bekeken, maar geen overeenkomstige zaak gevonden. Kontakten met de juridische afdeling van de ANWB leverde ook geen overeenkomstige zaken op: de zaak is blijkbaar uniek in Nederland en volgens de ANWB heeft een Nederlandse rechter zich er nog nooit over gebogen. Reden dus genoeg om verder te gaan.

Beroep

Uiteraard werd in beroep gegaan bij de belastingrechter van het Gerechtshof (kosten: Fl. 40,- i.v.m. het lage bedrag waar het om gaat). Mijn stellingen heb ik verwoord in een beroepschrift en ingediend bij het Gerechtshof.

In oktober 1998 heeft de voorzitter van de eerste kamer van de belastingrechter zitting gehouden, waar onder andere door mij een pleitnota is voorgedragen. Het Gerechtshof heeft  hierover uitspraak gedaan en mij in het ongelijk gesteld. In een proces verbaal van de uitspraak staan de overwegingen genoemd. Vastbesloten om het tot het hoogste punt uit te vechten omdat het hier een principiële zaak betreft heb ik vervolgens schriftelijke uitspraak gevraagd (omdat alleen tegen een schriftelijke uitspraak men in cassatie bij de Hoge Raad kan gaan, kosten nogmaals Fl 80,-).

Beroepschrift zoals ingediend bij het Gerechtshof

Pleitnota zoals voorgedragen tijdens de zitting

Uitspraak Gerechtshof Leeuwarden

Na flink doorvlooien van de uitspraak, de wetgeving op dit punt, uitspraken van de Hoge Raad en de Gemeentewet waarop de parkeerbelasting is gebaseerd, heb ik uiteindelijk op zondag 30 mei 1999 het cassatie beroepschrift samengesteld en verstuurd aan het Gerechtshof (men gaat in cassatie bij de Hooge Raad, maar dient dit in bij het Gerechtshof).
De punten om in cassatie te gaan zijn als volgt:

Het Gerechtshof heeft naar mijn menig fouten gemaakt bij het vaststellen van de feiten zoals verwoord in de schriftelijke uitspraak (op vier cruciale punten):
Er staat in paragraaf 2:
Belanghebbendes auto met het bovengenoemde kenteken stond op voormelde datum geparkeerd aan de Voorstraat te Harlingen, zonder dat bij de aanvang van het parkeren de verschuldigde belasting was voldaan.
Dit staat nu juist ter discussie: volgens mij wèl voldaan, maar niet op wijze zoals de Gemeente dit wil.
3.2 B. en W. verdedigen de juistheid van de naheffingsaanslag stellende dat belanghebbende de auto niet met inachtneming van de daarvoor geldende voorschriften heeft geparkeerd.
Hierover heeft juist de Hoge Raad al eerder uitspraak over gedaan: het maakt niet uit hòe er betaald is, als er maar tijdig is betaald (dus geen betalingsachterstand bestaat.
Ingevolge artikel 234 lid 2 van de Gemeentewet wordt als voldoening op aangifte uitsluitend aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door B. en W. gestelde voorschriften.
Ook hierover heeft de Hoge Raad geoordeeld dat dit onvoldoende wetsgrond vormt om de aanslag op te leggen. Derhalve blijft volgens de Hoge Raad alleen het Incasso-recht over.
4.1 Niet in geschil is dat voor het parkeren van een voertuig op de onderwerpelijke parkeerplaats parkeerbelasting moet worden voldaan met behulp van parkeerapparatuur.
Dit is nu juist wèl in geschil: de Gemeente vindt van wèl, en ik juist van niet!
Het Gerechtshof heeft mijns inziens, de (juiste!) feiten in ogenschouw nemend en de uitspraken van de Hoge Raad kennend, een uitspraak gedaan die niet in overeenstemming is met eerdere uitspraken van de Hoge Raad. Aangezien dit wèl behoort te gebeuren, behoort de Hoge Raad de zaak inhoudelijk te behandelen en hetzij de aanslag vernietigen of de zaak terugverwijzen naar een Gerechtshof voor nieuwe behandeling.

Na het betalen van het griffierecht voor behandeling voor de Hoge Raad, is de behandeling verder gaan.

De Hoge Raad heeft de Gemeente de gelegenheid gegeven om een vertoogschrift in te dienen, dat geen nieuwe punten naar voren brengt en alleen bevestigd dat ik geregeld bedragen overmaak om zo parkeerbelasting te voldoen, zonder verder mij aan de voorschriften te houden. Verder een herhaling van de regeltjes hoe betaald kan worden, waarvan de Hoge Raad de afdwingbaarheid m.i. al eerder verwierp.

Eind februari 2000 is de zaak voor de Hoge Raad geweest, en aldaar in mijn aanwezigheid heeft de Hoge Raad het beroep in een serie van andere zaken afgewezen. Dus dit houdt in: niet inhoudelijk behandeld, maar te weinig grond gevonden om de zaak te beoordelen. Het beroep is dus afgewezen en de uitspraak van het Gerechtshof blijft dus als uitkomst staan.

Twee advocaten die in de loop van het proces betrokken raakten in het verhaal, gaven beide aan dat de Hoge Raad zich van z'n slechtste kant heeft laten zien: in de uitspraak van het Gerechtshof komen duidelijk onjuistheden voor die elke argeloze lezer van de stukken kan vinden. Beide hadden dan ook voor die tijd voorspeld dat meer dan 80 procent kans op winst was, tenzij de Hooge Raad een rechts-politieke uitspraak zou doen, in de trant van 'in ongelijk gesteld, maar dat de Hooge Raad in voorkomende gevallen wellicht anders beslist'.

De Hoge Raad is er ook niet vies van geweest om de wetgever de mantel uit te vegen als uispraken van de Hoge Raad niet heeft geleid tot bijstelling van de wetten. Dus daarom dubbel jammer van het geval.

 

Nog een (slechte) zaak voor Gemeenten

Kortgeleden is een uitspraak van een gerechtshof met aardige punten, waarbij de Gemeente in het ongelijk werd gesteld. De zaak lag als volgt: de automobilist had een tweetal kaartjes achter het voorruit gelegd met totaal een parkeerduur van ???? minuten, maar met beide parkeerkaartjes dus met vrijwel dezelfde begintijd. Na het verstrijken van ??? minuten constateerde een parkeercontroleur dat de auto met de kaartjes op deze wijze aanwezig was in het parkeervak. Hij trok daarop het boekje en begon te schrijven, daarbij oordelend dat twee kaartjes met te samen een bepaalde parkeertijd (door het totaalbedrag aan parkeerbelasting) niet geldig zouden zijn. Het Gerechtshof Amsterdam heeft hierover 31 maart 1999 uitspraak gedaan en heeft de automobilist in het gelijk gesteld.

Implicatie: zolang het totaal bedrag van de (alle?) kaartjes maar de verschuldigde parkeerbelasting dekt, is er niets aan de hand. Ook nu heeft het Gerechtshof geoordeeld dat alleen dient vast te staan dat er tijdig het juiste bedrag is voldaan. De Gemeente kan ook nu niet afdwingen dat de betaling op aangifte via aanwijzingen op meter en kaartje wordt gedaan. Overtreding van die voorschriften vormt geen grond tot het rechtsgeldig opleggen van een naheffingsaanslag. Onbekend is of de zaak nog voor de Hoge Raad komt.

Zie voor de zaak van de twee parkeerkaartjes:

Uitspraak Gerechtshof Amsterdam

Hoe nu verder? . . . . .

De laatste gebeurtenis is dus de uitspraak van de Hoge Raad, zijnde de verwerping van het beroep. In mijn ogen en zeker voor mijn gevoel, gesterkt door personen die er verstand van hebben, is er nog geen recht gedaan aan het recht. De wanhopige regeling van parkeerbelasting blijft bestaan en iedereen die voldoende vooruit of in ieder geval tijdig betaalt, behoort geen naheffing parkeerbelasting te krijgen.

De gemeente is nog immer in het bezit van mijn gulden vooruitbetaalde parkeerbelasting en trekt daar nu al bijna twee jaar rente van (grapje, maar wèl waar). Bij een eerstvolgende naheffing parkeerbelasting zal ik hen er wederom op wijzen en wel in een nog beter verwoord bezwaarschrift. Als dit bezwaarschrift dan wederom wordt afgewezen, zal ik zeker overwegen om de gang naar het Gerechtshof te nemen. Alleen wil van te voren vaststellen of er dan wèl oplegging van rechtskosten door het hof mogelijk is. Aangezien dit een aardig bedrag kan worden, moet dit in de procedure worden meegenomen.

Aardig detail is namelijk nog: de gemeente overtreedt al gedurende bijna twee jaar het burgelijk wetboek, dat voorschrijft dat bij een onbekende betaling of overmaking de ontvanger de plicht heeft om de betaler het geld terug te geven. Overtreding hiervan, zoals de gemeente blijkbaar wèl de betaling accepteert, maar niet het doel van de betaling, is een strafbaar feit!

En toen....

In april 2001 heb ik weer een nieuwe naheffing parkeerbelasting uitgelokt. In een bezwaarschrift van 18 mei 2001 heb ik de Gemeente gewezen op mijn standpunten. Met een brief van 23 mei 2001 heeft de Gemeente het bezwaarschrift afgewezen.   Naar mijn mening wederom op de gronden die reeds door de Hoge raad zijn afgewezen als afdwingbaar. Eind juli een beroepsschrift naar Gerechtshof Leeuwarden gestuurd. De Gemeente heeft hierop een vertoogschrift gemaakt (weerwoord) waarin ze de vorige zaak aanhaalden en aangaven dat in de overeenkomstige zaak al was geoordeeld. Wat de Gemeente dus duidelijk 'vergeet' is dat daar door het Gerechtshof vastgesteld is dat het gebruik van de parkeermeter buiten kijf stond (hetgeen nu juist de kern van de zaak is). In de nieuwe zaak is duidelijk aangegeven dat de parkeermeter wèl ter discussie staat. Middels een reactie aan het Gerechtshof zal dit binnenkort nog worden toegevoegd als schriftelijk stuk aan de zaak.

25 oktober 2001:  zitting bij Gerechtshof is geweest. Op 8 november zou het Hof uitspraak doen.

7 november 2001: het Hof laat weten dat er later meteen een schriftelijke uitspraak zal volgen.

12 januari 2002: twee weken voor de einddatum (het Hof moet binnen 3 maanden uitspraak doen) doet het hof uiteindelijk schriftelijk uitspraak. In de uitspraak wordt verwezen naar mijn eerdere zaak bij de Hoge Raad en stelt dat aangezien dat geen grond voor toewijzing was, men hiervan niet afwijkt. Juridisch wankelt het Hof hier: de Hoge Raad heeft aangegeven dat de door mij genoemde bezwaren tegen de eerdere uitspraak van het Gerechtshof zijn afgewezen en daarom inhoudelijk de zaak niet heeft behandeld. De reden om in cassatie te gaan was toen omdat de vaststelling van de feiten door het Gerechtshof niet conform de waarheid was (zie verderop).

De afhandeling rammelt dus aan alle kanten en dat zal voor mij reden zijn om opnieuw in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. Dit is inmiddels wel qua kostprijs opgetrokken naar 150 gulden, maar een drietal sportieve vrienden vinden ook dat het recht zijn loop moet hebben en hebben elk 10 euro als bijdrage in de kosten gedokt. Het gevoel dat overheerst is dat, ondanks de mening van 2 advocaten die ernaar hebben gekeken (onbetaald en dus belangeloos, dus onpartijdig?)  ik de zaak niet mag winnen omdat de politieke consequenties te groot zijn (de gemeentewet die parkeerbelasting mogelijk maakt, zal herzien moeten worden).

Het Gerechtshof heeft vrijdag 20/4/2002 laten weten dat de cassatie aanvraag is ontvangen en de stukken naar de Hoge Raad zullen worden gestuurd.

Op 21 augustus 2002) het eerste bericht ontvangen van de Hoge Raad. En... na enige maanden wachten was daar de uitspraak: beroep afgewezen. Want zo doen we dat in onze rechtstaat. 

 

TIPS

Doe net als mij: maak een klein bedrag over op een rekening (liefst de rekening waarop parkeerbelasting moet worden betaald) vóór u een keer parkeert zonder te betalen. Vermeld wèl parkeerbelasting en eventueel uw kenteken (maakt de zaak sterker).
Zet desnoods een kaartje achter uw voorruit met verwijzing naar het overmaken. Dit voorkomt dat de Gemeente kan aangeven: 'dient kenbaar te zijn gemaakt op zo een wijze, dat omtrent de verschuldigheid van parkeerbelasting voor dat parkeren redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan.'
Bij een naheffing parkeerbelasting dient u een bezwaarschrift in (ik wil u daarbij rustig helpen en bijstaan): u zou die van deze site kunnen nemen, maar een nieuwere versie met meer relevante feiten is beter. Email me rustig en ik probeer iets samen te stellen. Wèl binnen zes weken een bezwaarschrift indienen! U moet de naheffing (minus het kwartje/gulden parkeergeld) wel betalen, maar betaal alleen de naheffingskosten onder protest en met verwijzing naar de eerdere betaling van uw voorschot.
Bij afwijzing van het bezwaarschrift kunt u in beroep gaan bij de belastingkamer van het Gerechtshof, griffiegeld is slechts F 40,-, waarvoor een hoop lol en rechtsgevoel.

Alle teksten zijn copyright 1999-2002 by Henk Broekhuizen, behalve de wetsteksten en de uitspraken van de rechtbanken. Indien u gebruik wilt maken van informatie op deze site voor andere doeleinden dan uw eigen bezwaarschrift of rechtzaak tegen een gemeente, neem dan eerst even kontakt met mij op: via de email aanduiding hieronder. Mocht u delen willen gebruiken voor uw strijd, dan hoeft u geen contact op te nemen, maar een berichtje is dan wel even aardig.

 

Email me

Datum laatste aanpassing: 14 december 2005 18:34:45
Date last update: woensdag, december 14, 2005 18:34:46

Email me